Toespraken

Heropening van het koninklijk museum van Centraal-Afrika

Excellenties,

Beste Guido Gryseels, Algemeen Directeur van dit prachtige Museum,

Dames en Heren,

We zijn hier vandaag samen, in dit volledig gerenoveerde Museum, om een bladzijde om te draaien en een nieuw hoofdstuk aan te vatten.

De bladzijde die we omdraaien, die kennen we. Dat is de bladzijde van ons koloniale verleden, gesymboliseerd door het Museum waar we vandaag afscheid van nemen.

Het verhaal van dat koloniale Museum begint bij de Wereldtentoonstelling van 1897 in Brussel. Het koloniale gedeelte van die tentoonstelling werd toen ondergebracht in het Koloniënpaleis, hier in Tervuren.

Een jaar later werd de tijdelijke tentoonstelling het eerste permanente Museum in het teken van Congo. Al heel snel was het Koloniënpaleis te klein. Er kwam een prestigieus bouwproject en in 1910 opende het Museum van Belgisch-Kongo zijn deuren.

Na de Congolese onafhankelijkheid kreeg het een nieuwe naam: Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Het Museum dat we allemaal kennen en dat door een Belg op tien werd en wordt bezocht.

Maar de jaren maakten het museum ook stoffiger en oubolliger. De manier waarop de collecties werden tentoongesteld, beantwoordde niet meer aan wat de hedendaagse museumbezoeker verwacht.

Daarenboven, en wellicht belangrijker, het Museum werd steeds meer een anachronisme. Het schetste een weinig kritisch beeld van de koloniale periode en werd steeds meer een doorn in het oog.

Niet alleen van de groeiende Afrikaanse en Congolese bevolking in Europa en in ons land. Maar ook van landgenoten. Van Belgen die vonden dat de tijd gekomen was om ons koloniale verleden recht in de ogen te kijken, te erkennen wat goed was, maar vooral ook om niet langer weg te kijken van wat gruwelijk was, en onaanvaardbaar.

Vandaar dat het Museum moest worden aangepakt. Grondig aangepakt.

En het is precies dat wat Guido Gryseels vrijwel onmiddellijk heeft beseft toen hij in 2001 algemeen directeur werd.

Het werd hoog tijd dat het Museum een beeld ging schetsen van het hedendaagse Afrika, het ontvoogde Afrika, het dynamische Afrika. Van het continent dat een groeiende rol speelt in de wereld en waar straks een kwart van de wereldbevolking woont.

Dames en heren,

Succes kent vele vaders, dat weten we allemaal. Er zijn dan ook heel wat mensen die hebben bijgedragen tot dit gerenoveerde Museum.

Ministers en staatsecretarissen zorgden voor goedkeuring en financiering, architecten durfden groots te denken, bouwondernemers beschouwden dit als een uniek referentieproject.

Maar toch durf ik hier te stellen dat dit vernieuwde museum slechts één echte vader heeft, en dat is Guido Gryseels.

Reeds twee jaar na je aantreden als directeur, Guido, stelde je een eerste renovatieplan voor. Daarna volgde een lange weg, soms was het een echte lijdensweg.

De bouwvergunning werd uitgereikt in 2010. En drie jaar later ging het Museum dicht en konden de werken beginnen.

Het onthaalpaviljoen en het museum waren vorige zomer het eerst klaar. Daarna was er tijd om de tentoonstellingszalen opnieuw in te richten. En vandaag staan we hier.

Guido, ik wens jou, in naam van de Belgische regering, oprecht te danken voor deze prestatie. Voor je visie, je inzet en je doorzettingsvermogen.

Mesdames et Messieurs,

Cette inauguration, aujourd’hui, du nouveau Musée royal de l’Afrique centrale, que nous appelons communément le Musée de l’Afrique, clôture un vaste et ambitieux projet de rénovation, non seulement pour se doter de nouveaux murs, mais surtout pour se doter d’un nouvel esprit.

Un musée est un lieu de savoir et d’éducation. C’est un lieu qui doit permettre un dialogue entre les époques.

La réouverture du Musée de l’Afrique représente une étape importante dans la manière dont la Belgique regarde son passé colonial ainsi que la manière dont la Belgique regarde l’Afrique : l’Afrique d’hier, certes, mais surtout celle d’aujourd’hui et de demain.

Le Musée a réalisé un travail monumental pour proposer une vision plus nuancée et critique de ce qu’était le projet colonial. S’il s’agit d’une démarche nécessaire et attendue, le chemin ne s’arrête pas pour autant.

Cette réouverture représente une opportunité pour réfléchir et questionner notre conception du vivre ensemble entre les communautés dans notre pays, mais également du vivre ensemble dans le concert des nations. Il s’agit d’une opportunité que nous devons toutes et tous saisir, que nous soyons belges, afro-descendants ou africains.

Tant pour la Belgique que pour le Congo, le Rwanda et le Burundi, il est nécessaire de réinterroger notre conception du passé et d’appréhender le passé commun d’une manière honnête, ouverte et sereine.

La période coloniale, comme chaque époque historique, est soumise à interprétation et réinterprétation. Cependant, déjà à l’époque de l’État Indépendant du Congo, de nombreuses voix se sont élevées pour dénoncer les abus et les violences. Ces vois ne se sont plus jamais tues.

Assumer son passé est un processus long et complexe. C’est un processus qui nécessite nuance et profondeur et se doit d’être collectif. Un processus nécessaire qui permet de regarder vers l’avenir.

En effet, la réouverture de ce Musée doit nourrir une réflexion sur la manière dont la Belgique et l’Europe regardent l’Afrique. L’esprit nouveau du Musée doit permettre de porter un autre regard sur l’Afrique et d’entendre davantage la voix des Africains.

Je me réjouis pour cela de la présence nombreuse d’artistes congolais et de la place qu’il leurs est faite dans le Musée.

Mesdames et Messieurs,

Le Musée de l’Afrique est le plus riche musée du monde pour l’Afrique centrale, en termes d’objets ethnographiques, de photos, de films, de spécimens de la faune et de cartes géologiques et satellites. Il est un centre de référence mondiale sur l’Afrique centrale et une institution scientifique reconnue internationalement. Le Musée est une institution qui rayonne et fait rayonner l’Afrique en Europe et dans le monde.

En tant que lieu de mémoire, le Musée a une rôle d’information et d’éducation essentiel, en particulier à destination de la jeunesse. Il joue en cela un rôle sociétal important et représente la porte d’entrée vers l’Afrique pour une majeure partie de la population. C’est notamment dans cette optique d’éducation citoyenne que le Musée est soutenu depuis de nombreuses années par la politique belge de développement.

Dames en Heren,

Dit Afrika Museum moet meer zijn dan een laatste rustplaats waar kunstwerken worden opgeborgen voor de eeuwigheid. Dit moet ook het Museum van de Afrikaanse jeugd worden, het Museum van het gedekoloniseerde Afrika.

Daarom ben ik zo blij dat dit Museum zich open en constructief opstelt in het debat over de restitutie van kunstvoorwerpen en geschiedkundige objecten. Zowat tachtig procent van het koloniale kunstpatrimonium van Afrika bevindt zich in Westerse musea. Dat is niet normaal en dat kan zo niet blijven.

Op zijn minst moet Afrika een betere toegang krijgen tot deze collecties.

Maar dat volstaat niet.

Afrika moet opnieuw zelf over zijn kunstpatrimonium kunnen beschikken. Uiteraard moeten de fysieke omstandigheden op het vlak van conservatie en collectiebeheer zo’n teruggave toelaten. En uiteraard kan dat enkel indien de Afrikaanse overheden respectvol met dat kunstpatrimonium omgaan en het ter beschikking stellen van hun bevolking. Maar teruggave, restitutie, mag niet langer een taboe zijn.

Dit Museum in Tervuren behoort tot de belangrijkste Afrikamusea ter wereld, wellicht is het zelfs het allerbelangrijkste. Ik ben dan ook bijzonder blij dat het Afrikamuseum voorop wil lopen in dit restitutieproces.

Momenteel voert het Museum gesprekken met instellingen in de Democratische Republiek Congo, in Rwanda en in Senegal. De Belgische regering steunt dit en moedigt dit aan.

Daarbij kan het over verschillende vormen van teruggave gaan: langdurige bruikleningen, het ter beschikking stellen van kopies, tijdelijke tentoonstellingen, rondreizende tentoonstellingen, het ter beschikking stellen van gedigitaliseerde archieven, maar ook de fysieke teruggave van voorwerpen en objecten.

Dit is een kans voor een intensieve samenwerking tussen de betrokken instellingen, op voet van gelijkheid.

Het is in die context dat ik beslist heb om de digitalisering te financieren van alle Rwandese archieven van de koloniale periode, zodat die ter beschikking komen van Rwanda. Een wereldprimeur, waarmee België een objectieve en open partner wil zijn van de Centraal-Afrikaanse landen, wars van elke vorm van paternalisme.

Wij zijn er ons van bewust dat het Afrika van vandaag geen nood heeft aan liefdadigheid, maar aan een evenwichtig en oprecht partnerschap. Aan een partnerschap met het Afrika dat onderneemt, innoveert en creëert. Het Afrika dat vecht voor zijn ontvoogding en autonomie, voor de rechten van zijn bevolking, voor democratische instellingen en een onafhankelijke justitie, voor een rechtvaardige samenleving.

Ik denk aan Nobelprijswinnaar Dokter Mukwege en zijn strijd voor de vrouwen en de meisjes van Oost-Congo. Ik denk aan de inzet van de winnaar van de Koning Boudewijnprijs Deogratias Niyonkuru voor de ontwikkeling in Burundi.

Aan de journaliste Wendy Bashi en aan de schrijver Jean Bofane. Allemaal indrukwekkende Congolese persoonlijkheden. 

Ik denk aan de moedige journalisten die de waarheid recht willen doen, aan het dynamische middenveld dat vecht voor vrijheid en rechtvaardigheid. Aan de vele kunstenaars, professoren en onderzoekers hier vandaag aanwezig.  

Your Excellencies,

Ladies and Gentlemen,

The re-opening of the Africa Museum is an important moment. I would even say an historic moment. A moment where we collectively decide to turn the page and write a new chapter.

This new Africa Museum initiated intense debate and profound discussions. Over the last months and years, I have learnt that we may never fully agree on the past. Coming to terms with what happened, admitting one’s mistakes and moving forward. It is indeed not an easy process.

But this Museum has to play a pivotal role in this. Because it fights stereotypes, reconnects with the critical attitude that is so essential for every researcher, every scientist and every historian. And finally, because it holds up a mirror to us all. A mirror that shows us who we are as a person and how we deal with diversity.

Populists argue that there are easy solutions to complex problems. The only thing we have to do is to build walls, demonize the other and surround ourselves with equals. With people who look, think and talk the same. People from the same ethnic group.

How dangerous. And how deceptive.

As the French-Turkish writer Elif Shafak tells us, only diversity allows us to solve complex problems.

This Museum will help us to grasp this diversity, to better understand the past and to strengthen our bonds.

A museum can never undo the past. But it can be a powerful lever to connect us. To better understand the past. To build better future.

So that we, in an open spirit of cooperation, shoulder to shoulder, can tackle the defining issues of our age.

I thank you.