Toespraken

Toespraak Wapenstilstand, 11 nov 2015

Beste dames en heren,

Oud-strijders en sympathisanten,

Mijnheer de Deken,

Vandaag 97 jaar geleden op 11 november 1918 zwegen de wapens aan het Westelijk front.

Om 5 uur ‘s nachts tekenden de Duitsers samen met Maarschalk Foch in een treinwagon in Compiègne de Duitse capitulatie.

Zes uur later zouden de wapens zwijgen, maar het zou nog maanden duren - tot eind juni 1919 – vooraleer er echt vrede kwam en de oorlog helemaal voorbij was.

Vorig jaar ging veel aandacht naar de start van de Eerste Wereldoorlog honderd jaar geleden. Binnen drie jaar kunnen we op deze dag, op 11 november, een mooier jubileum vieren: honderd jaar Wapenstilstand.

*

*          *

 

Dames en heren,

Het is belangrijk om regelmatig terug te kijken. Honderd jaar geleden was ons land het slagveld van de hele wereld.

Hier kruisten de paden van vijftig verschillende nationaliteiten van vijf verschillende continenten, meer dan 1.500 dagen lang.

Twintig miljoen mensen verloren het leven bij één van de meest zinloze conflicten op Europese bodem.

In ons land vielen 600.000 doden. De meesten onder hen soldaten, jonge mannen.

Het is voor ons moeilijk om hun totale opoffering voor te stellen.

Aan het einde van de oorlog, in 1918, probeerde de Italiaanse dichter Giuseppe Ungaretti in een kort gedicht van elf woorden de tragiek van deze jonge mannen te beschrijven: ‘Wij zijn als in de herfst/aan de bomen/de bladeren.’

Op Wapenstilstand staan we stil bij de opoffering van al deze gewone soldaten.  Zij zijn de echte helden van de Grote Oorlog, van élke oorlog. Niet de bevelhebbers of generaals, wel de gewone soldaten die stierven voor vrede, vrijheid en vaderland. Gevallen als de bladeren in de herfst. Zij verdienen onze eeuwige erkentelijkheid.

Tegelijk gedenken we ook hen die in volgende oorlogen sneuvelden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, tijdens latere missies in Congo, Zaïre, Burundi, Rwanda, Libanon, Afghanistan. Elke keer opnieuw gesneuveld tijdens hun inzet voor vrede en veiligheid.

We zullen hen nooit vergeten.

*

*          *

Dames en heren,

We kunnen vandaag niet over oorlog spreken zonder aan de oorlogsslachtoffers van vandaag te denken.

Op enkele uren vliegen van hier, in Syrië, is al vier jaar een verschrikkelijke burgeroorlog aan de gang.

Officieel zijn er 240.000 doden gevallen. Maar we vrezen dat de dodentol in werkelijkheid een veelvoud is.

Miljoenen mensen hebben alles achtergelaten en zijn op de vlucht – op zoek naar een veilige haven.

Net zoals zo’n 1,3 miljoen landgenoten deden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Met al hun bezittingen bij elkaar gegooid, op een kar, kruiwagen of kinderkoets trokken ze het land uit wanneer de Duitsers in augustus 1914 ons land binnenvielen.

Een kleine dertig jaar later, tijdens de Tweede Wereldoorlog, zou bijna de helft van de inwoners van ons land op de vlucht slaan.

*

*          *

 

Dames en heren,

Het gaat vandaag, elke dag, op radio en tv, in kranten en op café over vluchtelingen. Hoe we hen moeten opvangen. En of we dat wel aankunnen.

Misschien is het goed om op deze 11 november stil te staan, en terug te kijken naar een niet zo’n ver verleden waar miljoenen mensen van bij ons op de vlucht moesten.

Misschien kan het ons inspireren tot wat meer medemenselijkheid en begrip voor de mensen die vandaag op de vlucht zijn voor gruwel en geweld.

Ik dank u.