Europa kan niet aanvaarden dat de Middellandse Zee een massagraf is van mensen op de vlucht. Als we willen vermijden dat de Europese Commissie binnen enkele jaren een nieuw tienpuntenplan moet aankondigen, moet er meer gebeuren dan enkel symptoombestrijding.
Natuurlijk moeten we mensensmokkelaars hard aanpakken en landen als Italië en Griekenland beter bijstaan. Maar wie denkt dat de repressie van de symptomen de vluchtelingenstroom zal doen stilvallen en de problemen oplossen, maakt zichzelf iets wijs.
Een alomvattende strategie die de diepere oorzaken wegneemt, is nodig. De vluchtelingenstromen die we vandaag in Noord-Afrika zien, zijn onder meer een gevolg van de bijzonder moeilijke en onstabiele situatie in het Sahelgebied. Een reeks fragiele landen dreigt er te bezwijken onder een opeenstapeling van problemen die mensen op de vlucht doen slaan. Het stuurloze Libië is vandaag voor hen de poort naar Europa. Daar tussenin: de gevaarlijke wateren van de Middellandse Zee en de klauwen van mensensmokkelaars, hindernissen die ze pas bereiken nadat ze er al een zware tocht van duizenden kilometers hebben opzitten.
Neerwaartse spiraal
In de meeste landen van de Sahel-regio zijn de overheidsstructuren zo verzwakt dat ernstige onderontwikkeling om de hoek loert. De bestuurscapaciteit is er ondermatig, de overheid slaagt er niet in te voorzien in publieke basisgoederen en mensenrechten worden massaal met de voeten getreden.
Zowat alle landen van de Sahel bengelen dan ook onderaan het klassement van de Human Development Index, kennen extreme armoede en kampen met voedselcrisissen. Daarbovenop komen problemen als droogte en klimaatverandering waardoor vandaag in de Sahel twintig miljoen mensen in voedselonzekerheid leven en vier miljoen mensen rechtstreeks afhankelijk zijn van voedsel- en noodhulp.
Tegelijk gaat het om 'jonge' landen met een nooit geziene bevolkingsexplosie. In Niger, bijvoorbeeld, is de helft van de bevolking jonger dan 15,5 jaar. Door de fragiele staat waarin deze landen zich bevinden is de demografische situatie er een tikkende tijdbom. Intussen worden kwetsbare groepen er gediscrimineerd en zijn sociale en genderongelijkheden er mainstream.
Deze explosieve cocktail vertaalt zich steeds vaker in geweld en radicalisering, meer en meer in de vorm van moslimextremisme en islamfundamentalisme. Denk aan Boko Haram in Nigeria, Niger en Kameroen, en Al-Shabaab meer naar het Oosten. Wat rest is een neerwaartse spiraal met grensoverschrijdende gevolgen.
Mensen slaan voor minder op de vlucht.
Stabiliteit en ontwikkeling
Een échte oplossing voor de huidige vluchtelingencrisis, komt er niet zonder een structurele aanpak die deze neerwaartse spiraal doorbreekt. Zonder een alomvattende Europese strategie die inzet op vrede en stabiliteit, staatsopbouw en lokale ontwikkeling, komt er geen einde aan de menselijke tragedies - of die zich nu afspelen in de Middellandse Zee of enkele honderden kilometers verderop aan land.
Dat extra inspanningen nodig zijn, blijkt de jongste te weken eens te meer. Er zijn de verschrikkelijke tragedies op de Middellandse Zee, maar ook de cijfers liegen niet. Het jongste rapport van het Development Assistance Comittee (DAC) van de OESO geeft zeer duidelijk aan dat de minst ontwikkelde landen de voorbije jaren bij donoren in het vergeethoekje zijn geraakt.
Terwijl wereldwijd de officiële ontwikkelingsbudgetten in 2014 status quo bleven, zagen de minst ontwikkelde landen hun ontwikkelingshulp dalen met 16%. Het is een bedroevende evolutie, zeker als je weet dat net deze landen zeer hulpafhankelijk zijn en, in tegenstelling tot heel wat 'donor darlings', weinig toegang hebben tot andere externe financieringsbronnen voor hun ontwikkeling, zoals buitenlandse investeringen of private geldtransacties.
Het resultaat laat zich raden. In deze landen werd het minste vooruitgang geboekt op de Millenniumdoelstellingen en de onderontwikkeling dreigt er de volgende jaren alleen maar te vergroten. Vandaar dat ik vorige week bij de Verenigde Naties in New York een pleidooi heb gehouden om minstens de helft van de officiële ontwikkelingsbudgetten te besteden aan de minst ontwikkelde landen en fragiele staten, aan landen waar mensen kopje ondergaan omdat de overheid er niet bij machte is hen te beschermen en in haar basistaken te voorzien.
Meer dan ooit is het vandaag het moment om de fragiele staten opnieuw onder de aandacht te brengen van de internationale gemeenschap. In juli verzamelt de wereld in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba voor de VN-top 'Financing for Development'. De 193 landen van de VN zullen er het financieringskader voor ontwikkeling van de volgende 15 jaar vastleggen. Indien we er nú niet in slagen om de desinteresse voor fragiele staten en de minst ontwikkelde landen te keren, zullen deze kwetsbare regio's blijven ten prooi vallen aan instabiliteit en onveiligheid, aan radicalisering en conflict.
België wil zijn verantwoordelijkheid daarbij niet ontlopen. Naast ons pleidooi op de internationale bühne, heroriënteren we momenteel zelf onze gouvernementele samenwerking naar fragiele staten en postconflictgebieden. Mali en Niger zijn vandaag al partnerland. De verwachting is dat nog een aantal andere fragiele staten partnerland worden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Dat zal ons toelaten om in deze regio een structurele bijdrage te leveren aan staatsopbouw, stabiliteit en menselijke en economische ontwikkeling. Ook de versterking van de mensenrechtensituatie is daarbij noodzakelijk.
Op de volgende Europese Raad voor Ontwikkelingssamenwerking zal mijn boodschap aan mijn Europese collega's dan ook bijzonder duidelijk zijn: het blijven negeren van fragiele staten heeft ernstige gevolgen. Niet enkel zal de lokale bevolking dan een onmenselijke tol betalen, zonder een structurele aanpak van de oorzaken van deze crisis zal de Sahel-regio een blijvende bedreiging vormen voor vrede en veiligheid, ook voor verre buur Europa.